Onderaan de ankerlijn die door onze offerduikers was uitgelegd troffen we een werkelijk schitterend wrak met een zicht van wel 10 meter. Het stoomschip met rader aandrijving ligt iets om de lengte as gedraaid. Het midden van het schip ter plaatse van de stoommachine ligt helemaal open en de indrukwekkende onderdelen zijn goed zichtbaar. Rita en ik zwommen door naar het achterschip waar de eersteklas hutten ooit stonden. Daar in het zand naast het schip zag ik twee kleine stukjes metaal uit het zand steken. Toen ik deze uit het zand trok had ik mijn vork te pakken waarmee dit verhaal begon. De zilveren vork had een onduidelijke inslag aan de voorzijde en de achterzijde. Elke wrakduiker zou de kriebels krijgen en precies willen weten wat de betekenis was van de inscripties. Thuis gekomen na een geslaagde tweede duik heb ik maar eens op het internet gezocht naar meer info over de Wilhelmina. Al snel bleek dat er weinig over dit schip bekend is. Gelukkig vond ik een link naar een boek waarin honderd jaar Engeland vaart is beschreven. Het boek is uitgegeven naar aanleiding van het 100 jarig bestaan van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Hieronder de geschiedenis van de stomer “Koningin Wilhelmina”. |
|
Courtesy private collection | |
De geschiedenis van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland (verder SMZ of “de Zeeland”genoemd) voert terug tot 1650 toen Amsterdam met de republiek Engeland rechtstreekse onderhandelingen opende om tot de oprichting van een postverbinding met Nederland te komen. Hierna volgde 200 jaar onderhandelen met verschillende partijen vanuit Amsterdam, Zeeland en België tot de onder voorzitterschap van Prins Hendrik der Nederlanden (1820-1879) in oktober 1874 de “Reederij Stoomvaart Vlissingen-Engeland “ werd opgericht. |
|
Courtesy Maritiem Museum "Prins Hendrik"Rotterdam | |
De rederij heeft voor de dienst twee schepen namelijk de “stad Vlissingen” en de “stad Middelburg” in de vaart gebracht. Op 10 juni 1875 werd vervolgens de Stoomvaart Maatschappij Zeeland opgericht. De schepen hadden ten doel de goederen tussen Nederland en Engeland met geregelde diensten te bezorgen. Ten tijde van de oprichting van de SMZ werd een derde schip de “Stad Breda”aan de vloot toegevoegd. De schepen deden in Engeland de pier van Queenborough aan die tot twee keer toe volledig verbrandde. Hierdoor werden ook andere havens in Engeland aangedaan. In 1876 verleende de Engelse regering korte tijd toestemming vee in te voeren naar Engeland, maar kort daarna werd deze toestemming weer ingetrokken door de uitbraak van veepest in Duitsland. De schepen vervoerden in die tijd passagiers, post maar goederen uit Duitsland zoals zijde wol en katoenen goederen. Vanuit Nederland meestal boter, kaas, vis en gevogelte. In 1876 kwam de eerste postovereenkomst met de Staat tot stand. De succesvolle dienst bestelde al snel twee nieuwe schepen voorzien van een oscillerende compound stoommachine de “Prinses Marie” en de “Prinses Elisabeth” welke in 1878 in dienst kwamen. |
|
Tijdschrift van het Kon.Inst. van Ingenieurs | |
Prinses Marie | |
In 1880 volgde de “Prins Hendrik”en werd de “Stad Middelburg”gemoderniseerd en kreeg een nieuwe naam de “Aurora”. In 1883 kon dankzij een voorschot van de Staatsspoorwegen opnieuw een schip worden besteld bij de Schotse werf John Elder & Co te Glasgow. De “Willem Prins van Oranje” kwam in 1883 in de vaart. In 1885 werden door een lening van 2 miljoen bij dezelfde werf nog drie boten besteld. Met deze drie nieuwe boten de “Engeland”de “Duitschland” en “Nederland” werd in 1887 de dagdienst op Queenborough geopend. Deze drie nieuwe radarboten waren de eerste schepen met een stalen romp. Uiteindelijk kon in 1894 bij de Fairfield Shipbuilding Company de nieuwe naam voor de vroegere werf John Elder & Co- de bouw worden opgedragen voor drie nieuwe schepen de “Koningin Wilhelmina”, de “Koningin Regentes” en “Prins Hendrik”. |
|
ss Prins Hendrik | |
ss Koningin Regentes | |
Deze schepen waren de eerste Zeelandschepen die waren uitgerust met een triple expansie diagonale compound stoommachine die een vermogen kon ontwikkelen van 9000 pk! Meer dan het dubbele van de vorige oudere boten. De schepen kregen accommodatie voor 244 passagiers verdeeld over 180 eerste klas en 64 tweede klasse. De inrichting overtrof alles wat men tot nu toe aan boord van een Kanaalboot had aanschouwd! De schepen voeren een snelheid van 19 ½ zeemijl per uur (bijna 36 km per uur!). |
|
The triple expansie diagonale compound stoommachine van de Koningin Wilhelmina | |
een voorbeeld van een ingebouwde stoommachine | |
De veiligheid van de overvaart werd verbeterd door het aanbrengen
van toestellen voor onderwater signalen op lichtschepen op de route.
Ook was op het havenhoofd te Vlissingen een onderzeese klok
aangebracht waardoor het binnenvaren bij mist werd vergemakkelijkt.
Deze veiligheidsmaatregelen bracht de lijn veel publiciteit en
passagiers. Hierdoor konden mede ook door nieuwe postcontracten
nogmaals drie nieuwe schepen bij Fairfield besteld worden. Deze
schepen waren de eerste dubbelschroefschepen van de SMZ. Ze voeren
22,5 zeemijl. Ook in die tijd deed deze order veel stof opwaaien
omdat de opdracht niet in Nederland werd geplaatst. De drie nieuwe
schepen “Prinses Juliana” de “Oranje Nassau” en “Mecklenburg”
kwamen in 1910 in de nachtdienst. De drie raderschepen werden
verbouwd voor de dagdienst. |
|
Het dubbelschroef stoomschip Mecklenburg, in dienst van 1910 tot 1916. | |
Toen in 1914 door de moord op Franz Ferdinant en zijn gemalin te
Sarajewo de Eerste Wereldoorlog uitbrak bestond de vloot van de
Zeeland (SMZ) uit drie dubbelschroefschepen voor de nachtdienst
verlegd naar Folkstone en drie Raderboten voor de dagdienst naar
Queenborough. De Raderboot “Duitschland” werd als reserve schip
gebruikt. |
|
Franz Ferdinand en Hertogin Sophie in Sarajevo 1914 | |
De kustlichten werden gedoofd en er werd een beschermend mijnenveld
gelegd in de Schelde. Uitvaarten konden alleen plaatsvinden met een
militaire loods. De dienstregeling was slechts uiterst moeizaam te
handhaven door onregelmatige toevoer van passagiers en toevoer.
Uiteindelijk moesten de nachtdiensten worden gestaakt. De schepen
werden regelmatig aangehouden door Engelse patrouille schepen.
Gedurende de gehele Augustus maand van 1914 moesten vele extra
vaarten worden gemaakt door het grote aanbod van passagiers uit
Europa. Op 26 September werd de “Mecklenburg” ter beschikking
gesteld van de Nederlandse regering om de overlevenden van de op 22
september op de Noordzee voor Vlissingen getorpedeerde Britse
pantserkruiser “Aboukir”, “Hogue”en “Cressy”
naar hun vaderland
terug te brengen. Inmiddels werden door zowel de Duitsers als de
Engelsen steeds meer mijnenvelden gelegd en moest de vaarkoers
herhaaldelijk worden verlegd. |
|
HMS Cressy | |
HMS Hogue | |
HMS Aboukir | |
Om veiligheids redenen werd in de oorlogsjaren het aantal passagiers
teruggebracht. Aan het einde van het oorlogsjaar werd vastgesteld
dat een record aantal reizen was gemaakt 200582 passagiers tijdens
652 reizen.
In juli 1915 werd de ss Prinses Juliana op de rivier de Theems voor
Tilbury beschadigd door een Duitse Zeppelin die een aanval deed op
Londen. Daarbij werden zes bommen geworpen waarvan er vijf in de
buurt van het schip ontploften en enige schade toebrachten.
De toename van het aantal zeemijnen veroorzaakte grote vertragingen
tijdens de vaart. Eerst moest de vaarroute met mijnenvegers worden
geveegd alvorens kon worden gevaren. Steeds werd echter voorop
gesteld dat het postcontract met de Staat der Nederlanden meebracht,
dat onder alle omstandigheden moest worden gevaren.
|
|
German Zepplins bombing London 1915 | |
Op 1 Januari 1916 liep de “Prinses Juliana”met kapitein A.
Buskop op de weg van Vlissingen naar de Theems ten zuidwesten van
het lichtschip “sunk”op een Duitse mijn van de onderzeeer UC5 en
werd ernstig beschadigd. Buskop slaagde er nog in het schip bij
Felixtowe op de kust te zetten, waarna door een storm daags later
het schip alsnog verging. Alle passagiers en de bemanning werden
gered.
Kort daarna liep de “Mecklenburg” op 27 februari 1916 bij het
lichtschip Galloper op een mijn. Het schip bleef na de explosie
gelukkig nog drijven en alle opvarenden konden worden gered. Er
waren 49 passagiers aan boord en 65 bemanningsleden. De overlevenden
werden naar Engeland gebracht en later met de Tubantia naar
Nederland teruggebracht. Nog geen twee weken daarna verging de
Tubantia zelf! |
|
ss Tubantia | |
De dienst kwam tijdelijk tot stilstand na het verlies van deze twee
schepen, maar werd in maart 1916 weer hervat.
Medio Juni werd het Engelse mijnenveld in het zuidelijk deel van de
Noordzee in noordelijke richting uitgebreid. Hierdoor moesten de
lichtschepen “Noordhinder”en “Schouwenbank”worden verlegd. Hierdoor
moest ook weer de route worden verlegd en nam de lengte aanzienlijk
toe en betekende een toename van de gevaren op zee. |
|
lichtschip Noordhinder | |
Op 31 juli 1916 werd de SMZ opnieuw opgeschrikt door het verlies van
een de schepen. Dit keer betrof het de ss “Koningin Wilhelmina” de
hoofdrolspeler uit dit verhaal. De “Koningin Wilhelmina”
met kapitein Reedeker liep op circa 2 ½ mijl van het
lichtschip Noord hinder op een Duitse mijn. Sedert de hervatting van
de dienst had men de ruimen met lege vaten gevuld. Men hoopte dat de
schepen hierdoor een groter drijfvermogen zou hebben, waardoor zij
bij mijnexplosies langer zou blijven drijven. Dit bleek inderdaad
het geval; de Koningin Wilhelmina bleef nog circa 40 minuten
drijven, waardoor de aangetekende post kon worden behouden. Helaas
kwamen bij de ondergang vijf van de opvarende om het leven en
bovendien overleden nog twee van de drie gewonden een dag daarna in
Vlissingen. De namen van de slachtoffers waren P.G. Hollebrands (3e
machinist), P. Palmkoek, M. Nieuwenhuize en A. Abrahamse (stokers)
en J.P. de Vries (donkeyman). Bovendien werden nog vier leden van de
bemannning gewond. Alle overige opvarenden, 46 van de 49 passagiers
en 48 van de 52 bemanningsleden, gingen in volmaakte orde aan boord
van zes sloepen; zij werden aan boord van het lichtschip “Noord-Hinder”opgenomen
waar zij werden verzorgd. Later in de middag brachten twee
G-torpedoboten hen naar Vlissingen terug. |
|
De “Koningin Wilhelmina”liep op de mijn die zou gelegd zijn op 18-3-1916 door de UC-1, het is echter waarschijnlijker dat de mijn gelegd is door SMS B.111. De UC-1 een mijnenleggende onderzeeboot werd gebouwd op de Vulkan werf in Duitsland. De reeks UC1 – UC10 werd gebouwd in 1915. De UC-8 had nog een heel bijzondere geschiedenis. Deze mijnenlegger werd door de Nederlandse Marine na de oorlog in dienst genomen als de M1. |
|
UC1 | |
Het plaatsen van een mijn in een UC type onderzeeër | |
De UC8 werd na de eerste wereldoorlog door de Koninklijke Marine in Nederland in dienst genomen als M1 | |
Na de ondergang van de Wilhelmina werd de dienst stilgelegd echter
na lang overleg in Augustus toch weer hervat. Na de ramp werden
diverse boten van de maatschappij opgebracht in België, maar keerden
echter later weer terug.
In 1917 werd de Regentes zeer waarschijnlijk door de UB 107
getorpedeerd. |
|
Een spotprent over de onfortuinlijke kapitein Reedeker die drie schepen verloor gedurende WWI | |
Met de afkondiging van de 'onbeperkte duikbootoorlog' door Duitsland
werden de reguliere afvaarten vanaf 1 februari 1917 gestaakt. Vanaf
31 januari 1919 werd de dienst weer hervat, aanvankelijk naar
Gravesend, later weer naar Folkestone.
Op 1 juni 1922 werd de nachtdienst op Folkestone omgezet in een
dagdienst. Hiermee kwam het accent meer op het toeristenverkeer te
liggen. Het Grand Hotel des Bains in Vlissingen werd door de SMZ
overgenomen en na modernisering als Grand Hotel Britannia tot 1940
geëxploiteerd. Britannia werd in 1944 tijdens oorlogshandelingen
volledig vernield. De Gemeente Vlissingen en de KMS lieten in 1954
het restaurant en zalengedeelte met Marshallhulp herbouwen, herbouw
van het hotel gedeelte volgde in 1960.
Op 4 september 1939 staakte men de dienst omdat de haven van Harwich
werd gesloten. Tien dagen later werd de dienst hervat op Tilbury.
Vanwege de toenemende oorlogsdreiging werd op 25 november 1939 ook
deze dienst gestaakt. In mei 1940 konden de schepen aan de
Duitse inval ontvluchten. Het kantoorgebouw aan de
Vlissingse Buitenhaven werd op 11 mei 1940 bij een luchtaanval
gedeeltelijk verwoest. Een half jaar later werd het resterende deel
door een bom vernield. Ook de werkplaatsen aan de Binnenhaven werden
door oorlogsgeweld vernield.
Van de vijf schepen ging er één verloren, de overige vier kwamen in
geallieerde dienst. De nieuwe Koningin Emma en Prinses Beatrix
werden omgebouwd tot "assault ship" en als HMS Queen Emma en HMS
Princess Beatrix wereldwijd ingezet voor geallieerde
commando aanvallen op vijandelijke doelen. Nadat de schepen in 1945
waren vrijgegeven werden zij eerst door de Nederlandse regering
ingezet tussen Engeland en Rotterdam. Pas in de loop van 1946 kwamen
de overgebleven schepen weer ter beschikking van de SMZ. Ze moesten
eerst worden gerepareerd en heringericht voor passagiersvervoer.
In de laatste 44 jaar van zijn bestaan onderhield de SMZ de
veerdienst vanuit Hoek van Holland. Hervatting van de dienst vanuit
Vlissingen was vanwege de grote vernielingen aan havens, kantoren en
spoorverbindingen onmogelijk. Omdat de SMZ sinds 1927 vanuit
Vlissingen op Harwich voer, van waaruit de Engelse spoorwegen een
verbinding op Hoek van Holland onderhielden, richtte de SMZ zich op
deze haven. Het eerste schip dat gereed was werd verhuurd aan de
London & North Eastern Railway (L&NER) die het op 29 juli 1946 op de
lijn Hoek van Holland-Harwich in de vaart bracht. De overige schepen
kwamen in de jaren daarna gereed zodat de SMZ pas vanaf 1948 weer
een dagelijkse dienst kon verzorgen.
Inmiddels had de SMZ het kantoor op 1 april 1946 verhuisd naar een
tijdelijke ruimte in de gebouwen van Wm. H. Müller & Co aan de
Jobshaven te
Rotterdam. Begin 1947 koos de SMZ definitief voor Hoek
van Holland, ondanks bedenkingen van de Nederlandse regering. In
juli 1947 verplaatste men het kantoor vanuit de tijdelijke
huisvesting in Rotterdam naar Hoek van Holland.
Om de Zeeuwse belangen nog enigszins tegemoet te komen werd in de
zomerseizoenen tussen 1949 en 1952 nog wel een midweekse
toeristendienst tussen Vlissingen en Folkestone onderhouden door de
Mecklenburg, maar dit werd geen succes. De werkplaatsen aan de
Buitenhaven van Vlissingen werden in 1950 echter wel herbouwd en in
maart 1951 in gebruik genomen zodat periodieke onderhoudswerken in
eigen beheer konden worden uitgevoerd. Zo bleven nog regelmatig
SMZ-schepen in de Vlissingse haven te zien en waren er nog steeds
circa vijftig Zeeuwen voor de SMZ werkzaam. Ook werden hier de
reserveschepen opgelegd. Nadat eind 1978 het laatste reserveschip
Koningin Wilhelmina aan Griekenland was verkocht werden de
werkplaatsen gesloten. In maart 1985 werden ze gesloopt.
Vanaf 1952 exploiteerde de SMZ de dienst Hoek van Holland-Harwich in
een pool-overeenkomst met
British Rail. In augustus 1953 besloot ook de Minister
van Waterstaat dat Hoek van Holland een betere afvaarthaven was, dit
tot grote teleurstelling van de Gemeente Vlissingen en de Provincie
Zeeland. In 1968 brachten de SMZ en British Railways nieuwe schepen
in de vaart en integreerden de dienst nog verder. Enkele jaren later
werden de veerverbindingen van British Railways samengebracht onder
de naam
Sealink, een naam die ook op de SMZ-schepen werd
aangebracht. Vanaf de introductie van het laatste SMZ-schip Koningin
Beatrix in april 1986 exploiteerde de SMZ zijn aandeel in de dienst
onder de naam "Hoek-Harwich", vanaf december 1988 onder de naam "Crown
Line". Dit bleek maar voor korte duur te zijn.
In juni 1989 nam de Zweedse
Stena Line alle aandelen SMZ over en op
1 september 1989 wijzigde de naam in Stena Line BV. In april 1990
nam Stena Line ook Sealink UK Ltd over, waarmee de hele lijn Hoek
van Holland-Harwich in handen van Stena Line kwam. Vanaf 1 januari
1991 werd de gehele dienst onder het Nederlands management van Stena
Line BV gebracht.
Het archief van de SMZ, dat in de oorlogsjaren flink was gehavend,
werd in februari 1991 overgedragen aan het Gemeentearchief
Rotterdam. Een deel van de modellen en andere objecten van de SMZ
zijn ondergebracht in het op 11 mei 1991 geopende Nationaal
Veerdienstmuseum/Reddingmuseum "Jan Lels" te Hoek van Holland. |
|
Tot zover een deel van de geschiedenis van de Wilhelmina en de SMZ. Hieronder zie je nog een paar vondsten van de Koningin Wilhelmina. | |
Aardewerk kruik, gevonden door Wouter Groenewegen, Russisch vermoedelijk een likeurfles | |
Aardewerk kruik, gevonden door Wouter Groenewegen, Russisch vermoedelijk een likeurfles | |
Urinoir, gevonden door Arjan de Ruiter, Sharks & Co, een toeleverancier van de Fairfield Shipbuilding Company | |
Urinoir, gevonden door Arjan de Ruiter, Sharks & Co, een toeleverancier van de Fairfield Shipbuilding Company | |
The following pictures are sent to me by Mr. Arthur Scheijde. He is related to a family member of the captain of this Ship! | |
uit: krantencollectie van het gemeentearchief Vlissingen | |
uit: krantencollectie van het gemeentearchief Vlissingen | |
Mr Scheijde made a 3D impression of the Wilhelmina. What a great picture!! | |
Thanks Arthur for this nice addition!!! | |
In November 2009 I was contacted by Mr. Gerard Nieuwenhuize. His great-grandfather was one of the victims of the Wilhelmina. He kindly offered me some unique documents to add to this page. I would like to thank Mr. Nieuwenhuize for his interest and lind permission! |
|
Het volgende artikel is van de hand van Vic Verlinden. Vic heeft de
foto's gemaakt en het artikel geschreven. Publicatie gebeurt met
uitdrukkelijke toestemming van de redaktie van Duiken en van Vic
Verlinden. Ik wil beide zeer bedanken voor de gewaardeerde
toestemming! The next article was written by Vic Verlinden. Vic Verlinden made the pictures and wrote the article. Publication was permitted by Vic Verlinden and the redaction of the diving magazine DUIKEN. I would like to thank both Duiken en Vic Verlinden for there appreciated permission. |
|
The next picture was send by Gerard Nieuwenhuize | |
Bronnen: |
|
Heeft u aanvullende informatie over de Koningin Wilhelmina? Aub uw bericht aan jw.bech@quicknet.nl | |
Please sign my Guestbook | |
Email: jw.bech@quicknet.nl |
Op 26 September 2008 voeren we met de Dolfijn voor een duiktrip naar het
stoomschip Wilhelmina. Een fors stuk varen vanuit de roompot in Zeeland. Na om
half vijf ’s morgens vertrokken te zijn bereikten na circa 6 uur varen het wrak.
Het stoomschip ligt op een diepte van ongeveer 45 meter. Ons team duikt met
nitrox, trimix en rebreatherduikers. Zelf dook ik met mijn Inspiration classic
met een diluent 20/25 en een EAN 30 in de bailout fles. Mijn nieuwe buddy Rita
dook met dezelfde configuratie, maar dan met de Vision. We hadden een duiktijd DT van 30 minuten
gepland.